Hoe ik nog gelukkig kan zijn
Ik raakte in gesprek met iemand die ik oppervlakkig kende. Ik vertelde dat ik MS had, met een hele nare diagnose-periode, en nu niet meer kan werken. Dat ik een halfjaar daarvoor kanker had, met alle gevolgen daarvan. En hoe de eenzaamheid bijna net zo erg voelde als de lichamelijke heftigheid.
De ander keek verbaasd. Ze kende me als een optimistische, bevlogen vrouw die haar passies achterna gaat. ‘Met jouw ziekte en alles wat je meemaakte: hoe kun jij nou nog gelukkig zijn?’
Inderdaad, ik bén gelukkig. Gelukkiger zelfs dan voordat ik ziek werd.
Ik heb een zwarte periode gehad. Natuurlijk, zou ik bijna zeggen. Mijn leven was ingestort op zoveel manieren. Meerdere keren was het onzeker of (en hoe) ik erdoorheen zou komen. Ik heb een tijd geleefd in de grootste onzekerheid. Die machteloosheid maakte me regelmatig bijna wanhopig. Maandenlang de hele dag liggen, kon al bijna niet anders dan depressief maken. Elke prikkel was teveel en alles putte me uit. Mijn lichaam was aan het afbreken, doodeng.
Alles was gestopt. En ik wilde ook steeds liever stoppen. Mijn keuze om verder te gaan, uiteindelijk, was een bewuste. Niet vanzelfsprekend.
Vanaf toen ben ik ervoor gegaan. Dat na de (te late) start van mijn MS-medicatie mijn lichaam ministap voor ministap weer voorzichtig aan het opkrabbelen leek, steunde me. Wát ik kon, ging ik doen. En ook wat eigenlijk nog niet kon. Ik wilde verder. Ik weet niet waarvandaan ik die motivatie haalde. Is dát nou levenskracht? In elk geval heb ik vanaf toen geleund op ieder dingetje dat me positieve energie kon geven.
Alles waaruit ik énige positiviteit kon halen. Waarvoor ik dankbaar kon zijn.
Toen ik me daarop richtte, ontdekte ik dat dit best veel dingen waren. Kleine. Het bos op een foto. Een geluid van een vogel op de radio. Een windvlaag als ik het raam opende. De sterren.
Langzaam werden het meer dingen. Van alles wat ik weer kon, besefte ik nu dat het niet vanzelfsprekend was. Want ik kon het een tijd niet. Een boodschap doen. Een wandeling maken. In mijn dagboek schrijven. Ik werd dankbaar voor alles wat weer lukten. Daaruit haalde ik energie. Daarvan ging ik genieten.
Steeds grotere dingen. Maar hoe waardevol ik de kleine was gaan vinden, heb ik niet meer vergeten. Dat kan ik nog steeds voelen. Dit geeft al kleur en levensgeluk. Nu naar buiten kunnen kijken en de zon zien opkomen. In het bos lopen bij de vogels. Gesprekken voeren. Geliefden.
Héle grote dingen vind ik nog waardevoller dan vroeger. Die kunnen me ook heel gelukkig maken. Omdat ik in die nare periode dacht dat ik die echt nooit meer zou kunnen. Een concert. Een vliegtuigreis. Een nieuwe vriendschap.
Ik vergelijk mijn ‘nu’ niet met hoe het was toen ik ‘nog gezond was’. Ja, mijn leven is anders. Ik héb beperkingen. Maar vergeleken met de naarste periode is er zoveel!
De herinneringen aan de zwarte tijd komen nog regelmatig. Soms heftig, als flashbacks. Of dat ik niet meer besef wat het toen is in mijn hoofd, en waar ik nu ben. Ik voel me weer zo naar als ik me tóen voelde. Dat is vreselijk, steeds weer. Verwarrend. En het maakt me bang. Dat mijn leven weer zo wordt als toen.
Ik moet mijn best doen om terug te keren naar de realiteit. Te beseffen dát de zwartheid niet meer ‘nu’ is. Alleen nog litteken is van toen. Dit lukt steeds weer. Met moeite, maar toch. En dan voel ik weer de waarde van het nu. Herinneringen kunnen een duw geven om stil te staan bij hoe het leven nu de moeite waard is.
Te kunnen vergelijken met mijn grote ongeluk van toen, doet beseffen wat het leven waard is. Het ís niet vanzelfsprekend. Zelfs niet kunnen genieten van een eerste kop koffie van de dag, of een lief berichtje. Ik heb extra veel reden om gelukkig te zijn door alles wat er toen niet was – en nu wel. Ook al leef ik met de gevolgen van MS (en kanker).
2 reacties
Bekijk nieuwste reactie