
De zonwering of de neuroloog?
"We hebben morgenochtend al een plekje voor u, kunt u dan, om 9.00 uur?" vraagt de assistente van de poli neurologie.
Ik schrik; de erge gevallen krijgen voorrang, toch? Wat betekent dit? En er was iets, morgen, maar wat ook alweer? Ik schuifel snel naar de kalender. O ja: de nieuwe zonwering wordt geplaatst morgenochtend! Hoe ga ik dit allemaal managen...? "Eehhh, heeft u ook een plekje later op de dag?"
Half twee neuroloog, schrijf ik even later op de kalender. Misschien moet ik toch wat meer oefenen in het stellen van prioriteiten...
De volgende dag val ik bijna in slaap in de wachtkamer. Met mijn boek op schoot, want mijn boek is mijn manier om te laten zien dat ik meer ben dan een patiënt. Ik ben belezen, ik heb interesses, dus ik heb 'En toch is alles wat we doen natuur' meegenomen, van Leo Vroman. Helaas is na de fietsrit mijn energie op. Ik schuifel de spreekkamer van de neuroloog binnen. Toch kom ik met gemak door de lichamelijke keuring. Zo voelt het, als een keuring. Niet dat de neuroloog me dit laat voelen: ik ben zelf gewoon fanatiek als het op spelletjes aankomt. Met je ogen dicht je neus aanraken: check! Met je rechtervoet over je linker onderbeen glijden: check! Hoeveel vingers steek ik op? Eén! Heb ik nou een 'je bent helemaal gezond'-sticker gewonnen?
In plaats van een sticker win ik een MRI-scan van mijn rug en nek. In het telefoongesprek dat de neuroloog met de radioloog heeft, hoor ik haar zeggen: vermoeden van myelitis. Ik schrijf het op, zodat ik het thuis kan googlen. Ontsteking van het ruggenmerg. Geen idee wat dat is, je ruggenmerg. Ook dat zoek ik wel op.
Een week later is het zover. Dat lijkt niet lang, maar er kan veel gebeuren in een week. Zo is bijvoorbeeld het kabinet gevallen. Gelukkig sta ik nog overeind. Mijn klachten zijn zelfs wat afgenomen: niet meer overál prikkelingen. Ik heb zelfs de afgelopen week kunnen werken, thuis weliswaar, maar toch.
Een paar dagen na de eerste MRI, volgt een tweede, van mijn hersenen. En een paar dagen later een lumbaalpunctie. "Dat doet heel erg pijn", zeggen meerdere mensen in mijn omgeving. Mijn boek gaat weer mee, misschien leidt dat af van de nare prik. Gelukkig is de jonge dokter vrolijk, vriendelijk en vol vragen. We kletsen wat over halve marathons en het wordt zelfs bijna gezellig.
Ondertussen zie ik de andere patiënten door de gang schuifelen, allemaal bijna een halve eeuw ouder dan ik. Ben ik dan nu toch een patiënt? Ik hou mijn boek krampachtig vast, maar van lezen komt het niet. Trouwens, veel te veel van Vromans gedichten gaan over de dood. Daar heb ik nu even geen behoefte aan.

1 reactie