In het kort:  

  • B-cellen zijn witte bloedcellen. Ze zijn belangrijk voor je afweer. Bij MS helpen B-cellen mee om het eigen lichaam aan te vallen.
  • Ocrelizumab is een MS-remmer. Dit medicijn remt MS door B-cellen uit het bloed te verwijderen.
  • Wanneer niet alle B-cellen in het bloed verdwenen zijn, heb je meer kans op achteruitgang van de ziekte.
  • Het is belangrijk om de B-cellen in het bloed te meten bij de behandeling met ocrelizumab. 

Achteruitgang van RRMS 

Bij relapsing remitting MS, RRMS, kan het zijn dat je na een aanval of schub niet helemaal herstelt. Dat noemen we achteruitgang van de ziekte door een aanval. Iemand met MS kan ook achteruitgaan zonder dat er een aanval is. De ziekte lijkt dan niet actief te zijn. Je merkt bijvoorbeeld dat lopen steeds minder goed gaat. Deze achteruitgang is ook niet te zien op een MRI-scan. Dit wordt progressie zonder relaps activiteit genoemd. Kort: PIRA.  

Doel van het onderzoek 

Ocrelizumab kan ervoor zorgen dat mensen met RRMS geen aanvallen meer krijgen. Toch krijgen sommige mensen alsnog last van beperkingen na het gebruik van dit medicijn. Hoe kan dat? 

B-cellen zijn witte bloedcellen die normaal helpen om je lichaam te beschermen tegen ziektes. Maar bij MS werken ze verkeerd. Ze vallen het eigen lichaam aan. Ocrelizumab remt het afweersysteem door B-cellen uit het bloed te verwijderen. In dit onderzoek hebben wetenschappers gekeken of RMMS sneller achteruitgaat als niet alle B-cellen goed zijn verwijderd. 

Methode 

Onderzoekers in München hebben 148 mensen met RRMS gevolgd van 2017 tot 2023. Zij gebruikten allemaal 2 jaar of langer ocrelizumab. Er waren 3 groepen: 

  • Mensen bij wie de MS rustig was. Zij kregen geen nieuwe aanvallen. Ook was er geen ziekteactiviteit te zien op de MRI-scan. Kort: NEDA.
  • Mensen die een aanval of terugval kregen. Zij kregen nieuwe aanvallen. Op de MRI-scan was ook ziekteactiviteit te zien. Kort: EDA.
  • Mensen die achteruitgingen zonder een aanval. De ziekte ging bij deze mensen achteruit zonder dat er ziekteactiviteit op de MRI-scan te zien was. Kort: PIRA.  

Onderzoekers keken of het aantal B-cellen in het bloed te maken had met het erger worden van de ziekte. Iedere 6 tot 12 maanden werd het aantal B-cellen in het bloed gemeten. Als iemand 10 of meer B-cellen had in een microliter bloed, dan had het medicijn niet genoeg B-cellen uit het bloed verwijderd. Bij deze mensen was de kans op achteruitgang hoger.  

Resultaten  

De onderzoekers vonden dat van de 148 deelnemers:  

  • bijna de helft van de mensen geen ziekteactiviteit had (NEDA)
  • 1 op de 3 mensen wel ziekteactiviteit had (EDA)
  • 1 op de 6 mensen geen ziekteactiviteit had, maar wel achteruitgang (PIRA) 

De groep zonder ziekteactiviteit had het minst aantal B-cellen in hun bloed. De groep met ziekteactiviteit had meer B-cellen in het bloed. Bij de mensen met PIRA was de hoeveelheid B-cellen in het bloed het hoogst. En dus het minst goed verwijderd uit het bloed.  

Conclusie 

De studie liet zien dat het aantal B-cellen in het bloed te maken heeft met achteruitgang van RRMS. Als de B-cellen niet goed uit het bloed zijn verwijderd door ocrelizumab, dan heeft iemand meer kans op EDA of PIRA.  

Het is daarom belangrijk om het aantal B-cellen in het bloed goed in de gaten te houden als iemand wordt behandeld met ocrelizumab. De onderzoekers denken dat de tijd tussen de infusen met ocrelizumab misschien aangepast kan worden als het aantal B-cellen te hoog is. Dit wordt nog verder bekeken in een ander onderzoek.  

Onderzoekers weten nog niet precies wat B-cellen en MS met elkaar te maken hebben. Daarom moet hier nog veel onderzoek naar worden gedaan. 

Laatst bijgewerkt door redactie op: 30 juli 2025